+31 6 55800085 / bee@japsmits.nl
Beheer
Enkele vormen van heidebeheer
Beheerbranden
Ons land kent een historie van 5000 jaar brand- en graascultuur. Vanaf de late middeleeuwen intensiveerde deze vorm van agrarisch landschapsbeheer. Onder het branden (foto) en vervolgens graasbeheer konden grootschalige heidelandschappen ontstaan. Deze endemische vorm van agrarisch landschapsbeheer waarin naast branden ook heide geplagd en gemaaid werd, bereikte tussen midden 18e en 19e eeuw met een oppervlakte van ca. 600.000 ha haar hoogtepunt. Aan het einde van de 19e eeuw kwam hier een einde aan. Door industrialisatie en de daarvoor noodzakelijke (naaldbos)aanplant, ontdekking van kunstmest, import van goedkope schapenwol, en meststoffen betekende het einde van de brand-, graas-, en plaggen- (potstal)cultuur. In het begin van dit decennium was er in Nederland nog maar 43.000 ha heide over. Voor het behoud van onze heiderestanten zijn branden in combinatie met schapenbegrazing nog steeds de beste beheermaatregelen. Waar beheerbranden door de schaal van het terrein of gevaarzetting niet mogelijk is kan worden volstaan met cyclisch maaien in combinatie met begrazen. Onze heidevelden maken onderdeel uit van ons cultureel erfgoed. Ongestoorde heidebodems herbergen een schat aan archeologische artifacts.
Begrazen
Nederland heeft een historie van 5000 jaar schapenbegrazing. Zonder schapen geen heidelandschap. De eeuwenoude traditie van branden, plaggen, maaien gevolgd door schapenbegrazing heeft geleid tot de grote open heidegebieden waarvan we er in ons land nog een aantal kennen. Sinds de 80er jaren van de vorige eeuw kennen we ook grootschalige integrale heidebegrazing met runderen (foto). In het verleden werden er ook wel runderen op de heide gehoed maar dat heeft maar een marginale invloed gehad op het heidelandschap.
Plaggen
Plaggen van heide is eeuwenlang de gebruikelijke praktijk geweest. Meestal ging het daar bij om vochtige heide bestaande uit een veenlaag met daarop een dikke humus-m en vegetatielaag. Struikheide werd vaker gemaaid met een vlag-, of heidezeis. Zowel maaisel als de plaggen werden gebruikt in de potstal om op de stalbodem te strooien. Hierdoor kon het vee droog blijven staan ondanks de depositie van urine en mest. Wanneer strooisel en mest een behoorlijke dikte hadden bereikt werd de mest uitgereden en op de akker gebracht. De mest werd ook wel het zwarte goud van de heide genoemd. Andere vormen van bemesten waren er tot het begin van de 20e eeuw nog niet. Met het (machinaal) plaggen in droge vergraste heide is men aan het begin van deze eeuw gestopt. Hiermee pleegde men teveel roofbouw op bodem en het bodemleven. In de vochtige heide wordt het nog wel toegepast maar dan wel op ecologisch verantwoorde schaal (illustratie).
Chopperen
​
Waar het bestrijden van zeer vergraste Heides vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw rigoureus door middel van plaggen werd aangepakt, heeft de ervaring geleerd daar wat voorzichtiger mee om te gaan. Naast het overtollige stikstof werden ook belangrijke mineralen en micronutriënten afgevoerd. De bodemchemie en het bodemleven werden mede hierdoor ernstig verstoord. Plaggen op droge zandgronden wordt tegenwoordig daarom afgeraden. Wel kan er door middel van chopperen (maaikneuzen) vergraste heide worden omgevormd naar structuurrijke heide. Bij het chopperen blijft een belangrijk deel van de humuslaag behouden (foto).
​
Maaien
Wanneer branden niet mogelijk is en er geen schapen voorhanden zijn om de heide te onderhouden, is maaien (foto) een goede optie. Heideplanten kunnen goed tegen maaien. Maaibeheer kan ook worden toegepast om heidestruiken te verjongen en om de structuur te verbeteren. Heidemaaisel van planten tot 15 jaar oud kan gebruikt worden als entmateriaal. Een struikheidevegetatie ouder dan 15 jaar loopt vaak niet meer uit op de knopen onder aan de stam.
Toepassen van Steenmeel
Sinds 2015 wordt er in een aantal heidegebieden onderzoek gedaan naar het gebruik van steenmeel of lavagruis om het tekort aan bodemmineralen en sporenelementen aan te vullen. Voordat deze grondstoffen beschikbaar komen voor de heidevegetatie gaan er wel een aantal jaren overeen. Onderzoekers en heidebeheerders hebben wel hun hoop gevestigd op deze manier om mineralentekorten aan te vullen. Voorlopig wordt de maatregel nog op kleine schaal toegepast. (foto: toepassing met mestverspreider).
Boomopslagverwijderen
Heidevegetaties vormen een stadium in de successie van kale zandbodems naar bos. Door decennia lang brand- en graasbeheer is de mens in staat geweest dit tussenstadium in stand te houden en konden er min of meer boomloze oppervlaktes van grazige korte dwergstruikvegetaties ontstaan. Echter, de natuurlijke successie naar bos blijft doorgaan. Om bosvorming tegen te gaan wordt naast branden en begrazen ook machinaal of handmatig dennen- en berkenopslag verwijderd. Hierbij moet wel in acht genomen worden dat (jonge) bomen een belangrijk structuurelement in heidevegetaties zijn. Veel heidegebonden soorten zijn afhankelijk van de aanwezigheid van boomopslag. De bomen zorgen voor voedsel, dekking, schaduw en ontmoetingsplekken. Door verandering van het klimaat kunnen soorten, die vroeger goed in de open warme heidevegetaties konden overleven, nu wel te maken krijgen met hittestress. Een heide met boomopslag is daarom een betere plek om extreem warme zomerdagen te kunnen overleven.
Zandwegen en paden
De wegen en recreatiepaden in ons land zijn grotendeels van een verharding voorzien. Dit was in voorgaande eeuwen wel anders. De onverharde wegen veranderden 's zomers in los onberijdbaar zand en in de winter in natte modderpoelen. Voor de weggebruiker een probleem. Voor veel dieren en planten een bijzonder aantrekkelijke leefomgeving. Veel dier-en plantleven heeft zich in de loop van de eeuwen aangepast aan de door de mens aangelegde infrastructuur in het buitengebied. Daarbij dienen natuurbeheerders bij het onderhoud van onverharde wegen en paden extra aandacht te besteden aan de flora en fauna die zich daar op of omheen heeft gevestigd. Van tevoren monitoren en gefaseerd werken kan hierbij een uitkomst bieden.
Ongewilde natuurbrand en preventieve maatregelen
Ons huidige klimaat is sterk aan veranderingen onderhevig. Wetenschappers voorspellen nattere winters en drogere zomers. Verruiging en vergrassing in heidevegetaties kunnen onder extreem droge omstandigheden gevaar opleveren omdat ze bij een ongewilde natuurbrand voor extra voeding zorgen waardoor een brand niet of nauwelijks nog te bestrijden valt. Alle heidebeheerders krijgen hier op zijn tijd mee te maken en moeten op dit soort calamiteiten voorbereid zijn. Vooral kwetsbare locaties dienen hiervoor in beeld gebracht te worden. Dit kunnen aangrenzende woonwijken zijn maar ook recreatieoorden, gebouwen of andere kwetsbare infrastructuur. Het inzetten van uitgekiende en reeds beproefde natuurbeheermaatregelen zoals maaien, chopperen of beheerbranden in combinatie met extra begrazing om de vegetatie kort te houden, kunnen hierbij een uitkomst bieden.